-
De Sterfkamer van een schrijver
Nu weet ik dan eindelijk wat mij tot deze kamer getrokken heeft. Het is mijn sterfkamer.
Harry Mulisch, 1947Voor de moeilijk te classificeren Mexicaanse schrijver Ulises Fontes (1929-1981?) is het woord charlatan zo’n beetje uitgevonden, maar gevoel voor pathos kon hem nooit ontzegd worden. Hij had de gave om aan zijn mislukkingen een aureool van glorieus falen mee te geven. Een talent dat hij verfijnde in zijn latere jaren, culminerend in zijn enige voltooide boek, Mi Vida Fantasma (1981); Een frustrerende maar niettemin intrigerende experimentele autobiografie (postuum uitgegeven in 1987 door zijn zoon Dollar Fontes, later schatrijk geworden door ‘import en export’).
Mi Vida Fantasma gaat voor bijna een kwart van de 728 hallucinante bladzijdes over zijn door diplomatieke incidenten geplaagde reis naar Argentinië in 1970. Of zoals hij het zelf noemde, een ‘heidense pelgrimstocht’. Wat Fontes precies uitspookte in Argentinië blijft schimmig gezien de hiaten in zijn verslag, maar duidelijk is wel dat hij de mysterieuze Kamer van Poe heeft bezocht, op een landgoed in Azul nabij Buenos Aires, waarmee hij de enige bezoeker is, voor zover bekend, die de kamer daadwerkelijk van binnen heeft gezien. En wat hij daar binnen zag, was dermate schokkend, grotesk en psychotisch van aard, dat hij bijna letterlijk ‘van de kaart’ was, want hij verdween van de aardbodem voor jaren aan een stuk.
Fontes verscheen weer ten tonele in de herfst van 1979. In Tijuana, zijn geboorteplaats, waar hij als een kluizenaar leefde in een verduisterde kamer boven een dierenwinkel, om zich te wijden aan lyrische gedichten, allen opgedragen aan Johnny Weissmuller, alsmede aan merkwaardige opstellen over de architectuur van gevangenissen, en waar hij zo gezegd werkte aan Mi Vida Fantasma, tot hij voor het laatst zou verdwijnen in de winter van 1981.
Fontes bezocht de Kamer van Poe op uitnodiging van de controversiële Argentijnse dichteres Edelmira Thompson de Mendiluce (1894-1993), met wie Fontes jarenlang in dichtvorm correspondeerde. Het werk van Thompson de Mendiluce zou in het pantheon der vergetelheid zijn bijgezet, ware het niet dat de Chileense schrijver Roberto Bolaño (1953-2003) een hoofdstuk voor haar reserveerde in het encyclopedische Naziliteratuur in de Amerika’s (1996), een who’s who van excentrieke dwepers met het nationaal-socialisme en andere crypto-fascisten in de Zuid-Amerikaanse literatuur.Mendiluce ontmoette Hitler in 1929 gedurende haar verblijf in Europa, een hartelijke ontmoeting tussen twee verwante geesten zo bleek. Ze bleef een trouwe hitlerite voor de rest van haar leven; Niet verrassend dan ook dat ze altijd een buitenbeentje bleef in het Argentijnse literaire wereldje. Maar ze had een kleine kring van bewonderaars. Zoals Fontes, ook al las hij haar geschriften pas toen haar hoogtijdagen al lang voorbij waren. Zijn favoriete werk van haar hand: De Kamer van Poe (1944), een publicatie die volgens Bolaño vooruitliep op de nouveau roman en van invloed was op latere avant-gardestromingen.
Met De Kamer van Poe verenigde Mendiluce twee van haar grote interesses, interieurontwerp en het werk van Edgar Allan Poe. In De Kamer van Poe documenteert ze nauwgezet de bouw van de door Poe geïnspireerde kamer in de tuin van haar haciënda. De directe inspiratie is het essay dat Poe schreef over wat men ‘de ideale kamer’ zou kunnen noemen, Philosophy of Furniture (gepubliceerd in 1840). Poe betoogde dat alleen de Engelsen gevoel hadden voor proportie, stijl en inrichting. Amerikanen waren praalzuchtige prutsers and The Dutch have, perhaps, an indeterminate idea that a curtain is not a cabbage.
Vervolgens verblijdt Poe de lezer met het tot in detail beschrijven van de ideale kamer (ideaal leesmateriaal mocht je verdwaald raken in de Hornbach). Zo leren we dat het tapijt de ziel van de kamer is. The Dude zei het ook al: It ties the room together. Niets blijft onbesproken: de afmetingen van de kamer, het subtiele licht (Poe haatte ‘glitter’), de hoeveelheid ramen en deuren, welke gordijnen te kiezen en in welke kleur en van welke verfijnde stof, waar een tafeltje te plaatsen, waar een sofa, en waar een vaas en waar niet, welke schilderijen te kiezen en in welk formaat, enzovoort.Maar, maar… vergeten we niet over de geest in de Kamer van Poe…
“Toen ik voor het eerst een glimp opving van de ranch, het moment waar ik zo lang naar toe had geleefd, bekroop mij een gevoel van een beklemmende zwaarmoedigheid”.
(Ulises Fontes)
Want de Kamer van Poe, een ideaalbeeld voor de meester van mysterie en fantasie, was niets minder dan een portaal tot een levende nachtmerrie voor de mislukkingskunstenaar Ulises Fontes. Van de wiegkamer tot aan een martelkelder in Buenos Aires, demonen achtervolgden Fontes overal waar hij heen ging. Demonen die steeds andere gedaantes aannamen; Een blinde vader, een wrede priester, een wraakzuchtige minnaar, een psychopathische belastinginspecteur. Hij was altijd op de vlucht. In de Kamer van Poe verwachtte hij een catharsis te ervaren. En dat kreeg hij. In de laatste alinea van Mi Vida Fantasma onthult Fontes het tafereel dat hij aanschouwde toen hij de Kamer van Poe betrad, het was niet de bejaarde Argentijnse dichteres die daar breed grijnzend op de sofa lag, nee, het was een onmenselijk wezen. Een orang-oetan.